info

Belvedère van hout

01-07-1917 
Nadat Tjaarda begin 1907 definitief is teruggekeerd van zijn buitenlandse reizen koopt hij o.a. Tjaarda's Bos met de Berg van Brongergea. Door de aanleg en het bouwen van attracties o.a. in dat bos wil hij meer bezoekers naar Oranjewoud (en zijn hotel) trekken. 
De Berg van Brongergea fungeert al als uitkijkpunt, maar naar een idee van het hoofd van de lagere Albertine Agnesschool in Oranjewoud, de heer Ynze de Haan, besluit Tjaarda in 1917 tot het bouwen van een houten Belvedère op de Berg. Hij gebruikt daarvoor boomstammen uit zijn eigen bos. 
Opmerkelijk bij deze houten toren is het feit dat er ook een opgang is aan de noordzijde van de Berg (zie onderstaande foto links). Deze sloot aan op de Belvedèrereed richting Marijkemuoiwei. Bij de latere bouw van de betonnen toren is deze trap verdwenen.

012 Houten Belvedere noordzijde 013 Houten Belvedere zuidzijde

Tjaarda's Bos werd in de jaren na de bouw van de uitkijktoren (en de inmiddels ook gerealiseerde grot) veelvuldig bezocht. Deze Belvedère heeft veel Friezen voor het eerst het speciale gevoel gegeven dat ze ‘los fan de grûn wienen’. Echter ook elders in den lande maakte de toren indruk. In de "Kampioen"(het ledenblad van de ANWB) van 16 augustus 1918 schreef de heer Tom Schilperoort bijvoorbeeld het volgende stukje dat natuurlijk ook heel veel gratis publiciteit opleverde:

“Halt….. ’n Belvedère,
’n trap van dennenbalken, zoo rond,
dat ze je glippen onder de schoenen,
en je tuurt naar boven naar de stellage boven
je die wel als een nest van ’n reuzenvogel hoog lijkt,
en los in elkaar schijnt gezet,
maar die toch netjes en vast is;
alleen glibber je er wat, op die gladden dennenstutten.
En je denkt er aan hoe je als jongen in ’n houtmijt klom, klauterde als ’n kat,
en je merkt dat je geen jongen meer bent.
Maar als bij den gladden mast van de volksspelen, hangt er ’n prijs boven in,
en dat is ’n schitterend uitzicht…over Friesland!”

Aanvankelijk ziet de toren er natuurlijk prachtig uit, maar al vrij spoedig laat de bast van de stammen los en wordt het aanzien er niet beter op. Intensief gebruik en gebrek aan onderhoud zorgen er vervolgens voor dat de houten toren steeds verder in verval raakt en uiteindelijk na zeven jaar moet worden gesloopt. Tjaarda zei daar zelf over: "Daar deze door de tand des tijds, waartoe de baldadige hand meewerkte, tenslotte zo bouwvallig werd, dat ze minder vertrouwd werd en herstelwerk meestal spoedig weer werd vernield, had ik reeds lang het plan gekoesterd de houten Belvedère door een betonnen te doen vervangen.”

Tjaarda wilde zijn ‘Belvedère’ dus niet missen en besloot een nieuwe toren van beton, een materiaal dat destijds als modern en onverwoestbaar gold, te laten bouwen.